Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0051

Datum uitspraak2002-01-29
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersR01/963
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hof is streng bij de toepassing van artikel 15b Fw. Appelant is bij vonnis van de Rechtbank in staat van faillissement verklaard. Daaraan voorafgaande heeft de griffier van de rechtbank ex artikel 3 Fw bij aangetekende brief gewezen op de mogelijkheid een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen, van welke mogelijkheid hij binnen veertien dagen gebruik diende te maken. Dit heeft hij echter nagelaten. Appellant heeft aangevoerd dat hij destijds in een roes leefde vanwege persoonlijke omstandigheden. Hij kwam alleen buiten de deur om naar zijn werk te gaan en na terugkeer hiervan sloot hij zich op in zijn slaapkamer. Vandaar dat hij het aangetekende stuk niet heeft afgehaald. Het hof is van oordeel dat, hoe moeilijk appellant het door zijn persoonlijke omstandigheden ook gehad moge hebben, de consequenties van het niet afhalen van aan hem gerichte post voor zijn rekening dienen te komen.


Uitspraak

Gerechtshof te 's-Gravenhage Tweede civiele kamer X., Wonende te P., Appellante Procureur: mr. W. Taekema. Het geding Bij verzoekschrift ingekomen ter griffie van het hof op 28 november 2001 heeft X. hoger beroep ingested tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 21 november 2001, waarbij het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Bij voormeld verzoekschrift heeft X. het hof verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hem alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2002, waarbij X. is verschenen, bijgestaan door mr. A.H.J. Neels, advocaat te Vlissingen. Beoordeling van het hoger beroep 1. X. heeft gestelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen daarbij overwegende dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat X. wegens hem toe te rekenen omstandigheden niet binnen een termijn van veertien dagen bedoeld in artikel 3 Fw. een verzoek tot het toepasselijk verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend. 2. Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebeleken dat X. bij vonnis van de rechtbank te Middelburg van 16 mei 2001 in staat van faillissement is verklaard. Daaraan voorafgaande heeft de griffier van de rechtbank, overeenkomstig artikel 3 Fw, X. bij aangetekende brief van 20 maart 2001 gewezen op de mogelijkheid een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen, van welke mogelijkheid hij binnen veertien dagen gebruik diende te maken. X. heeft dit echter niet gedaan. 3. X. heeft aangevoerd dat hij destijds in een roes leefde vanwege persoonlijke omstandigheden. Hij kwam alleen buiten de deur om naar zijn werk te gaan en na terugkeer hiervan sloot hij zich op in zijn slaapkamer. Vandaar dat hij het in sub 2 genoemde aangetekende stuk niet heeft afgehaald. Verder heeft hij aangevoerd dat zijn verzoek ten onrechte is afgewezen op grond van artikel 15b Fw, nu de aan hem gerichte aangetekende brief als niet opgehaald door de rechtbank retour was ontvangen en dat, voor zover het X. bekend is, de rechtbank hem die brief niet opnieuw heeft aangeboden met een bericht van ontvangst. 4. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat, hoe moeilijk X. het door zijn persoonlijke omstandigheden ook gehad moge hebben, de consequenties van het niet afhalen van aan hem gerichte post voor zijn rekening dienen te worden gelaten. Dat de griffier, voorzover bekend bij X., daarna niet met de "rode kaart" heeft doen aanbieden de aangetekende brief doet hier niet aan af. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is aannemelijk dar X. ook op hernieuwde pogingen niet zou hebben gereageerd. Het hof is dan ook van oordeel dat zich geen situatie voordoet als bedoeld in artikel 15b lid 1 Fw. Het bestreden vonnis zal derhalve worden bekrachtigd. Beslissing Het hof: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 21 november 2001. Dit arrest is gewezen door mrs. In 't Velt-Meijer, Van der Klooster en Van Apeldoorn en uitgesproeken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.